Het was de Chinese nationale vakantie week. Een van de zeldzame échte vakanties hier in China.
Mijn Nederlandse collega (mijn toen enige bekende hier) was er ook op uit en dus was ik echt op mijzelf aangewezen. Ik had de hele dag mijn appartementje zitten schoonmaken en het was inmiddels avond. Ik was nog niet buiten geweest.
‘Oké Lin trek je mooie kleren aan en ga buiten ergens eten. Je bent in China!’ zei ik tegen mijzelf.
Ik trok mijn inmiddels vieze gele pyjama shirt uit en verwisselde deze voor een zwart topje. Ik liep de velen trappen af naar de onderkant van de berg (waarop ik woon) en zag overal de wel bekende Chinese eettentjes.
Deze eettentjes staan gewoon langs de weg of op de stoep en zijn tot diep in de nacht open. Waar of wanneer ik er ook langs loop, ik zie er altijd groepjes etende chinezen. De eettentjes verkopen meestal noedels of rijst gerechten, maar vaak ook gebakken of gerookte aardappelen en vlees.
De geluiden van motors die voorbij razen, hard pratende chinezen, de geur van de eettentjes en af en toe een walm riool lucht tussendoor, zijn mij inmiddels een beetje bekend.
Ik vond het te gemakkelijk om een paar honderd meter van mijn huis even snel een hap naar binnen te werken, dus ik liep verder.
Verderop zag ik grotere groepen mensen zitten op kleine houten krukjes rond ronde houten lage tafels. Lachende geluiden en grote dampwolken die van de kokende hotpot pannen kwamen, maakte een gemoedelijke sfeer. (Hotpot kun je vergelijken met de Nederlandse kaas fondue, alleen dan niet met kaas maar met een heerlijke bouillon, en nu geen brood maar met allerlei groentes en vlees aan een stokje. Die kook je dan gezamenlijk en deel je uit.)
Ik had stiekem wel zin om mee te deinen op de veilige en warme sfeer van deze Chinezen.
Alleen zag ik niemand alleen zitten.
Een beetje beschamend liep ik naar binnen bij een hotpot restaurant waarvan ik het personeel er aardig uit vond zien. Ik gebaarde met één vinger dat ik alleen was en graag wilde eten. Een aardige jongen wees mij een plek toe en opgelucht nam ik plaats. Toen hij vervolgens de Chinese menu kaart voor mijn neus neerlegde keek ik hem lachend als een boer met kiespijn aan.
Geen plaatjes. Alleen maar zwarte tekens..‘Bu you la ma?’ (Wat is niet heet?) ‘ni xihuan ma?’ (Wat vind jij lekker?) ‘wo shi i djen djen zhong guo’ (ik ben een beetje chinees). Hij keek mij onderzoekend en verwarrend aan. Al snel kwamen andere bediendes bij hem staan. ‘Cai cai cai’ (groentes groentesgroentes) herhaalde ik. Bu you rou xie xie (geen vlees dankje). De jongen kruiste wat voor mij aan op het menu en vroeg of ik wat thee wilde. Ik knikte. Ik was zeer benieuwd wat ik had besteld!
Daar stond ze ineens. Een meisje met een staartje en een donker blauw schortje. Vriendelijke ogen en een beleefde glimlach keken mij aan. Ik schatte haar rond de 15 jaar. Ze zette groene thee voor mijn neus neer. Ik kon meteen merken dat ze het leuk vond Engels met mij te oefenen. ‘Hello’ zei ze verlegen tegen me.
Na een tijdje hing ze een grote zwarte pan in de tafel met enorm veel rode pepers in een kokende bouillon. ‘Hoe ga ik dit nou weer eten?!’ dacht ik. Naast de pan verschenen allerlei kleine bordjes met allerlei groentes, dat er heerlijk uit zag. In het midden van de pan was een klein apart pannetje met een wat groenere bouillon (die was gelukkig minder pittig). Ze maakte in een klein bakje een speciaal olie gerechtje voor mij klaar, dat ze vervolgens heel secuur met stokjes door elkaar mengde. Dat olie gerechtje wordt gebruikt om de groenten na het koken in te dippen. Ik wist niet dat olie de pepers konden blussen maar het werkte echt.
Het meisje vertelde dat ze Huong Mei heette en vroeg of ik extra thee wilde. Met behulp van een vertaal app konden we kleine gesprekjes voeren. Ze vertelde dat ze inderdaad vijftien was en de baas af en toe helpt na school, dat ze van sporten houdt en hier in guiyang woont.
Ineens vergat ik dat ik daar alleen zat en voelde ik mij onderdeel van de gezellige meute. Na afloop wisselde we elkaars WeChat uit (Chinese what’s app) en toen ik eenmaal thuis arriveerde las ik het bericht ‘I can be your friend.’
Met een grote glimlach viel ik in slaap.
Sindsdien kom ik na werk af en toe langs bij het restaurant. Dan helpt Huong Mei me met mijn Chinees en ik haar met haar Engels. Inmiddels ben ik bevriend geraakt met de baas en het personeel. Elke keer wanneer ik langs kom willen ze mij gratis eten aanbieden. Eten betekent in China liefde heb ik gemerkt.
Ik met mijn Nederlandse beleefdheid wil al dat gratis eten niet altijd aannemen.. Maar ik ben er inmiddels achter dat het onbeschofter is om nee te zeggen dan ja.
Verder kan ik nog uren over eten schrijven, elke dag proef ik wel weer iets nieuws.
Maar ik zal een klein overzichtje maken van mijn bevindingen tot nu toe:
1. Ik weet pas 3% van de groenten en fruit soorten die ik op de markt hier zie. Ik zie allerlei creaties waar ik zeer benieuwd naar ben.
2. Mensen in Guiyang houden van héél pittig eten!!
3. Eten is iets heel gezamenlijks. Op werk krijgen we een uur pauze om gezamenlijk te eten. We halen dan verse dumplings, noedels of gaan naar een restaurant samen.
4. Guiyang staat bekend om hotpot, dry hotpot (cang guo), gebakken vis (cajun), Si wawa (groentes met kleine deeg pannenkoekjes die je in sojasaus dipt) en bbq.
5. Als beginnend vegetariër is het soms best lastig. Daarom kook ik af en toe ook thuis voor mijzelf. Ik probeer zo min mogelijk vlees te eten maar bijna alles is met vlees of met vlees gekookt. Dierlijke taferelen op de markt hebben mij extra bevestigd in mijn streven. Ik bespaar de details.
6. Kleefrijst met mango en kokos is mijn favo snoepje!!
Zàijiàn!
Lin Wu